Toen Mark Rutte net premier was, bezocht ik hem in het Torentje en vroeg hem of het anders zou worden nu hij geen partijleider van de VVD meer was, maar premier van alle Nederlanders. Vader des Vaderlands.
Rutte reageerde als altijd nuchter. “Nee hoor, ik heb gewoon een baan en die doe ik zo goed mogelijk. Als het niet goed gaat, stemmen ze me weg. En als het wel goed gaat, mag ik blijven.”
In de afgelopen jaren heb ik met stijgende verbazing gezien hoelang Rutte het volhield in deze rol van manager, en tegelijkertijd respect oogstte voor zijn no-nonsensebenadering.
Sinds de coronacrisis lijkt het erop dat hij toch de rol van manager is ontgroeid. Afgelopen maandag sprak hij via verschillende media de natie toe om de bevolking een hart onder de riem te steken en het kabinetsbeleid te verdedigen. Vriend en vijand zijn het erover eens dat hij daarin is geslaagd. Bovendien heeft Rutte zichzelf neergezet als een betrokken leider die boven de partijen verheven is.
Een crisisspeech, dat weet ik uit mijn ervaring als speechschrijver, dient een aantal elementen te bevatten: empathie voor de getroffenen, duiding van de situatie in een breder perspectief, details die tonen dat je als leider op de hoogte bent, een call to action, en als het kan een fraaie oneliner.
Veel leiders in Nederland zullen de komende tijd een moeilijke boodschap moeten brengen, aan werknemers, stakeholders en ook hun directe omgeving. Hopelijk zal deze toespraak hen helpen om door hun communicatie vertrouwen te wekken en hun leiderschap te versterken.
Dit zijn vijf dingen die we kunnen leren uit de toespraak van Rutte: